Vlinders.

Passiflorahoeve 2022.

 
 
 

De kolibrievlinder kan in tuinen worden waargenomen, snel vliegend of stilstaand in de lucht tijdens het foerageren. Voorvleugellengte: 20-24 mm. Deze pijlstaart heeft, door de manier waarmee hij snel van bloem tot bloem vliegt en daarvoor stilstaat in de vlucht, veel weg van een kolibrie. In de vlucht is de oranjebruine kleur van de achtervleugel en van de onderkant van de voorvleugel duidelijk zichtbaar. De bovenkant van de voorvleugel, de kop, het borststuk en een groot deel van het achterlijf zijn warmbruin met een grijsachtige tint.

Aardbeivlinder.

Aardbeivlinder.

 

De aardbeivlinder (Pyrgus malvae) is een dagvlinder uit de familie Hesperiidae, de dikkopjes.

De voorvleugel heeft een lengte van ongeveer 11 mm en de aardbeivlinder is daarmee een klein vlindertje. De grondkleur van de bovenzijde van de vleugels is donkerbruin, met scherp afgezette witte vlekken. Langs de achtergranden van de vleugels loopt een rij wat meer grijze stippen. De franje aan de vleugel is geblokt, zoals gebruikelijk bij vlinders in het geslacht Pyrgus. Een duidelijk kenmerk is de kiesvormige vlek op de achtervleugel, die in de richting van de voorrand ligt. De onderzijde heeft een meer lichtbruine grondkleur. De antennes zijn zwart-wit gestreept met naar buiten gebogen uiteinden.


De kleine rupsen zijn geelgroen met een dunne zwarte rugstreep en dunne gele lengtestrepen, en over het gehele lijf behaard met wittige haren. De kop is donkerbruin tot zwart. Uiteindelijk wordt de rups 17 tot 19 millimeter lang.

De aardbeivlinder staat op de Nederlandse Rode Lijst als bedreigd, op de Vlaamse Rode Lijst als ernstig bedreigd en op de Waalse Rode Lijst als gevoelig.

Zilveren maan

De zilveren maan (Boloria selene, vroeger geplaatst in het geslacht Clossiana, dat nu als ondergeslacht wordt gezien) is een dagvlinder uit de familie Nymphalidae, de vossen, parelmoervlinders en weerschijnvlinders.

De zilveren maan is zeldzaam geworden in Nederland en België. Hij staat op de Nederlandse, Vlaamse, Waalse en Belgische rode lijsten. Op vliegplaatsen in Noord-Nederland haalt hij wel heel grote dichtheden. In Vlaanderen is hij vermoedelijk uitgestorven. Als voornaamste oorzaak van de sterke achteruitgang wordt verdroging gezien. Op Europese schaal wordt hij echter niet bedreigd. De vliegtijd is van mei tot en met september.

De waardplanten van de zilveren maan zijn moerasviooltje, hondsviooltje en duinviooltje. De zilveren maan overwintert als halfvolgroeide rups in de strooisellaag, in april worden de rupsen weer actief en verpoppen hangend in de vegetatie.

 

Gehakkelde Aurelia

Een algemene standvlinder die verspreid over het hele land voorkomt. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de soort weinig waargenomen in het noorden en westen van het land, maar sinds die tijd heeft de gehakkelde aurelia zich steeds verder uitgebreid. De gehakkelde aurelia (Polygonia c-album) is een vlinder uit de onderfamilie Nymphalinae van de familie Nymphalidae (aurelia's of schoenlappers). Deze middelgrote vlinder komt voor in een groot deel van het Palearctisch gebied en zijn verspreidingsgebied breidt zich steeds verder uit naar het noorden.

De gehakkelde aurelia is in Nederland en België een algemene soort, die bij bosranden, struwelen en in parken en tuinen kan worden waargenomen. Met de dagpauwoog, atalanta, kleine vos en landkaartje is de gehakkelde aurelia een van de "brandnetelsoorten" onder de dagvlinders, waarvan de rupsen vooral op brandnetel te vinden zijn. Het menu van de rups van de gehakkelde aurelia kan echter ook uit andere planten bestaan. De vlinder overwintert als volwassen dier verstopt in boomholtes of tussen afgevallen blad.

 

Tot aan de horizon; veen, veen en nog eens veen. Op de grens van Friesland en Drenthe ligt een uitgestrekt natuurgebied, het Fochteloërveen. Een gebied dat tot de verbeelding spreekt met vogels als de kraanvogel en de blauwe kiekendief. Het Fochteloërveen is een van de laatste gebieden met hoogveen in West-Europa.

Een gevoelige standvlinder die voorkomt in twee gescheiden gebieden; het noordoosten van het land (Drenthe en de daaraan grenzende delen van Groningen, Friesland en Overijssel) en het zuiden van het land (Zeeland, Noord-Brabant en het noorden van Limburg). In het overige deel van het land wordt het oranje zandoogje nauwelijks waargenomen.